Het regime inzake bestuurdersaansprakelijkheid werd grondig gewijzigd bij de invoering van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (hierna: ‘WVV’). Zo wordt de aansprakelijkheidsregeling niet langer per vennootschapsvorm apart behandeld, maar wordt er één gebundelde regeling voorzien voor alle vennootschapsvormen. Een andere aanpassing die het WVV teweegbracht is het invoeren van een wettelijke aansprakelijkheidsbeperking.

Wie kan aansprakelijk gesteld worden?

De wet bepaalt dat iedere persoon die werkelijke bestuursbevoegdheid heeft (of had) binnen een rechtspersoon, aansprakelijk gesteld kan worden voor fouten die begaan zijn tijdens hun opdracht. Met andere woorden kunnen ook feitelijke bestuurders aansprakelijk gesteld worden.

De aansprakelijkheid van de bestuurders is zelfs hoofdelijk voor zover het bestuursorgaan een college vormt, alsook wanneer het bestuursorgaan geen college vormt, maar de begane fout een inbreuk uitmaakt op de wettelijke bepalingen uit het WVV of de statuten van de vennootschap.

Men kan enkel aan deze hoofdelijkheid ontsnappen indien men de fout van een andere bestuurder gemeld heeft aan alle andere leden van het bestuursorgaan en (in voorkomend geval) aan de raad van toezicht.

Waarvoor kan men aansprakelijk gesteld worden?

Men kan aansprakelijk gesteld worden voor de gevolgen van daden die zich kennelijk buiten de marge bevinden van wat een normaal, voorzichtig en zorgvuldig bestuurder in dezelfde omstandigheden geplaatst zou hebben gesteld. Met andere woorden wordt het bonus pater familias-criterium gehanteerd.

De bestuurdersaansprakelijkheid zoals bepaald in artikel 2:56 WVV geldt zowel jegens de rechtspersoon zelf als jegens derden, doch in het laatste geval enkel indien er sprake is van een buitencontractuele fout.

Aansprakelijkheidsbeperking

De wetgever heeft er evenwel voor gekozen om de hogervermelde aansprakelijkheid te beperken, in die zin dat zij een wettelijk plafond invoerde afhankelijk van de financiële grootte van de rechtspersoon.

Zo wordt de aansprakelijkheid beperkt tot de volgende bedragen:

  • 125.000,00 EUR indien de rechtspersoon gedurende de laatste drie boekjaren een gemiddelde omzet op jaarbasis had van minder dan 350.000,00 EUR en het gemiddelde balanstotaal niet hoger was dan 175.000,00 EUR;
  • 250.000,00 EUR indien de rechtspersoon gedurende de laatste drie boekjaren een gemiddelde omzet op jaarbasis had van minder dan 700.000,00 EUR en het gemiddelde balanstotaal niet hoger was dan 350.000,00 EUR;
  • 1.000.000,00 EUR indien zij gedurende de laatste drie boekjaren een gemiddelde omzet op jaarbasis had van 9.000.000,00 EUR, en een gemiddeld balanstotaal van 4.500.000,00 EUR, ofwel slechts één van deze beide zaken overschreed;
  • 3.000.000,00 EUR indien zij gedurende de laatste drie boekjaren de bovenstaande zaken allebei overschreed, doch onder één van de onderstaande grenzen bleef;
  • 12.000.000,00 EUR indien de rechtspersoon gedurende de laatste drie boekjaren ofwel een gemiddelde omzet op jaarbasis had van 50.000.000,00 EUR, ofwel een gemiddeld balanstotaal van 43.000.000,00 EUR.

Indien de rechtspersoon minder lang dan drie boekjaren bestaat, zal er gekeken worden naar de periode tot aan de oprichting van de rechtspersoon.

Deze beperkingen gelden zowel tegen de rechtspersoon zelf als tegen derden en voor alle bestuurders samen. Bovendien gelden zij per feit of per geheel van feiten dat de aansprakelijkheid tot gevolg heeft, niettegenstaande het aantal eisers of het aantal vorderingen.

Wettelijke doorbraak

De hogervermelde beperkingen gelden echter niet in de volgende gevallen:

  1. Indien er sprake is van een (lichte) fout die herhaaldelijk voorkomt, van een zware fout of van bedrieglijk opzet of het oogmerk om te schaden in hoofde van de aansprakelijke bestuurder;
  2. In het geval van de hoofdelijke aansprakelijkheid van de bestuurders tot volstorting van het maatschappelijk kapitaal;
  3. Voor btw-schulden, schulden inzake bedrijfsvoorheffing en schulden die voortvloeien uit ernstige fiscale fraude waarbij bestuurders als (mede)daders of medeplichtigen aanzien kunnen worden;
  4. Voor de schulden voortvloeiend uit niet-betaalde sociale bijdragen in geval van faillissement.

Conclusie

Een bestuursmandaat brengt risico’s met zich mee, maar de wetgever voerde een wettelijke aansprakelijkheidsbeperking in om deze risico’s enigszins te temperen.

Hoe dan ook is de minimale aansprakelijkheid van een bestuurder steeds 125.000,00 EUR, hetgeen voor de modale bestuurder steeds een substantiële som zal uitmaken. Het is dan ook aangewezen om zich te bevragen omtrent een eventuele verzekering bestuurdersaansprakelijkheid om dit risico verder te beperken, waarbij er uiteraard steeds goed gekeken dient te worden naar de geldende polisvoorwaarden om onaangename verrassingen te voorkomen.