De wereldwijde coronapandemie brengt ongeziene taferelen met zich mee, ook op gebied van de uitvoering van (internationale) overeenkomsten. Veel contractspartijen beroepen zich op overmacht om hun contractuele verplichtingen niet na te komen. In hoeverre is dit echter ook juridisch correct?

Contractueel kader vs. wettelijk kader

Het is allereerst belangrijk om vast te stellen wat er contractueel is vastgelegd aangaande een dergelijke situatie. Veel overeenkomsten bevatten immers overmachtsclausules, imprevisiebedingen of hardship clausules waarop men zich afhankelijk van de contractuele bepalingen kan beroepen. Een tweede stap is, indien deze bepalingen opgenomen zijn in de overeenkomst, het toetsen van de geldigheid en de tegenstelbaarheid van de desbetreffende contractuele bepalingen. Het is tevens belangrijk om op te merken dat deze bepalingen niet steeds in de overeenkomst an sich moeten zijn opgenomen, maar ook kunnen opgenomen zijn in de algemene voorwaarden of zelfs via mailverkeer zijn overeengekomen.

Indien er geen contractueel kader voorhanden is, moet men terugvallen op het wettelijk kader. Hier is het belangrijk welk nationaal recht van toepassing is op de overeenkomst en de onderliggende prestatie om te bepalen wat men net onder overmacht verstaat. Indien er een beding aangaande het toepasselijke recht is opgenomen in de overeenkomst, zal het hierdoor bepaalde recht in principe van toepassing zijn. Indien dit niet het geval is, zal een Europese rechter moeten kijken naar de Rome I-verordening (Verordening (EG) nr. 593/2008 van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst), zelfs wanneer een niet-EU partij betrokken is.

De meeste landen hebben evenwel gelijkaardige voorwaarden inzake het wettelijk kader omtrent overmacht. De kern waarrond alles draait is in de meeste gevallen het zich in de (absolute) onmogelijkheid bevinden om de contractuele verplichtingen na te komen, gecombineerd met een onvoorzienbaar karakter op het moment van de contractsluiting.

Contractueel kader: hardship clausules

Sommige overeenkomsten bevatten ‘hardship clausules’. Veelal zullen dit internationale handelsovereenkomsten zijn. Deze clausules houden een heronderhandelingsmogelijkheid in indien er zich ernstige gewijzigde omstandigheden voordoen voor één van de contractspartijen waardoor het voor deze partij moeilijker is geworden om haar verplichtingen na te komen. Ze leunen dicht aan bij de imprevisieleer.

Hardship clausules werden in Belgische rechtspraak gedurende een lange tijd niet aanvaard. Recentelijk begint de rechtspraak echter een kentering te vertonen en wordt aangenomen dat partijen beschermd moeten worden in het geval van gewijzigde omstandigheden, zeker in langdurige overeenkomsten.

Het inroepen van hardship clausules in coronatijden is zeker een mogelijkheid, maar in Belgische overeenkomsten komen deze clausules niet vaak voor.

Wettelijk kader: overmacht, imprevisie en verval

Voor zover er geen contractueel kader omtrent overmacht of imprevisie is, dient men terug te vallen op het wettelijk kader. Het toepasselijke wettelijke kader hangt af van het toepasselijke nationale recht, zoals hierboven reeds werd geschetst. In België ziet dit er als volgt uit.

Aangezien er geen wettelijke definitie van overmacht voorhanden is, moet er teruggevallen worden op rechtspraak. Overmacht kan dienvolgens gedefinieerd worden als elke onvermijdbare en onvoorzienbare gebeurtenis buiten de wil van de partijen die de uitvoering van de overeenkomst tijdelijk of definitief onmogelijk maakt. Belangrijk hierin is het feit dat een absolute onmogelijkheid niet vereist is, een relatieve onmogelijkheid is voldoende om zich te beroepen op overmacht. Een definitieve onmogelijkheid zal de beëindiging van de overeenkomst tot gevolg hebben, waarbij de partij die zich op overmacht beroept hiervoor geen schadevergoeding verschuldigd is aan de andere partij. Een tijdelijke onmogelijkheid zal leiden tot de opschorting van de verplichtingen van de partij die zich op overmacht beroept tot de overmachtssituatie niet langer aanwezig is.

Een tweede mogelijkheid om zich van contractuele verplichtingen te kwijten is de imprevisieleer. Imprevisie kan gedefinieerd worden als een ernstige bemoeilijking of verzwaring van de situatie waardoor een contractspartij een ernstig onevenwicht ondervindt bij de uitvoering van de overeenkomst. Ook hier moet de situatie onvoorzienbaar en onvermijdbaar zijn en zich buiten de wil van de partijen bevinden. Indien men zich succesvol beroept op de imprevisieleer, zal dit een heronderhandelingsplicht tussen de partijen tot gevolg hebben, waarbij er een nieuw evenwicht zal gecreëerd worden.

Een zeer belangrijke opmerking bij deze twee mogelijkheden is het feit dat overheidsmaatregelen genomen omwille van Covid-19 overmacht kunnen uitmaken of het inroepen van de imprevisieleer mogelijk kunnen maken, doch Covid-19 an sich niet.

Verder bestaat er ook nog het verval als ongewone beëindigingswijze van de overeenkomst. Het verval van de overeenkomst treedt van rechtswege in indien één van de essentiële geldigheidsvereisten van de overeenkomst, zijnde het voorwerp of de oorzaak ervan, verdwijnt. De overeenkomst zal dienvolgens zonder terugwerkende kracht beëindigd worden. Ook deze rechtsfiguur kan efficiënt aangewend worden in coronatijden indien de oorzaak van de overeenkomst wegvalt door maatregelen opgelegd door de overheid. Let wel dat in het geval van het wegvallen van de oorzaak de schuldeiser het nakomen van de verbintenis in natura niet langer kan eisen, doch nog steeds het herstel van de schade kan eisen die de schuldeiser werd berokkend ingevolge de toerekenbare niet-nakoming van de schuldenaar.

Belang verplichtingen van de contractspartijen

Het is steeds belangrijk om te kijken wat de verplichtingen van de partij die zich wenst te beroepen op overmacht of imprevisie net behelzen. Zo zal men zich bij een leveringsverplichting gemakkelijker kunnen beroepen op overmacht dan bij een betalingsverplichting of de verplichting tot inontvangstname van de goederen. Men kan zich namelijk zeer moeilijk tot onmogelijk beroepen op overmacht ingevolge een betalingsverplichting indien er een digitale mogelijkheid tot betaling voorhanden is. Verder is het ook belangrijk om te kijken onder welke Incoterm de verkoop plaatsvindt bij het beoordelen van de overmachtssituatie ingevolge de verplichting tot inontvangstname van de goederen door de koper.