Het nieuwe vennootschapsrecht brengt een groot aantal wijzigingen in het rechtslandschap met zich mee. In welke mate hebben deze veranderingen een weerslag op de aansprakelijkheid van de aandeelhouder?

Algemene principes

De aansprakelijkheid van de aandeelhouder is afhankelijk van de gehanteerde vennootschapsvorm. Zo bestaat er een onbeperkte en hoofdelijke aansprakelijkheid in hoofde van de aandeelhouder voor wat betreft de maatschap en de vennootschap onder firma (V.O.F.). Ook bij een commanditaire vennootschap kan een aandeelhouder onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk zijn in het geval dat hij een gecommanditeerde vennoot is. Commanditaire of ‘stille’ vennoten zijn dan weer enkel gehouden tot hun inbreng.

Aandeelhouders lopen slechts een beperkt risico indien zij aandelen hebben in een naamloze vennootschap (nv), besloten vennootschap (bv) of coöperatieve vennootschap (cv). Indien de vennootschap failliet gaat, zullen zij alleen hun investering verliezen.

Uitzondering: vrijwillige doorbraak

Een eerste uitzondering op de beperkte aansprakelijkheid van de aandeelhouder is te vinden in het geval van een zogenaamde ‘vrijwillige doorbraak’. Bij een vrijwillige doorbraak stelt de aandeelhouder zich op een vrijwillige basis garant voor de bedrijvigheden van de vennootschap. Voorbeelden hiervan zijn de borgstelling door een aandeelhouder of het verstrekken van een garantie. Een dergelijke vrijwillige doorbraak kan echter ongewenste gevolgen met zich meebrengen indien de aandeelhouder deze wenst stop te zetten. Een plotse intrekking kan in bepaalde gevallen aansprakelijkheid opleveren.

Uitzondering: wettelijke doorbraak

Een tweede uitzondering op het principe van de beperkte aansprakelijkheid van de aandeelhouder is de ‘wettelijke doorbraak’. In een aantal gevallen achtte de wetgever het opportuun om de aansprakelijkheid van de aandeelhouder uit te breiden. Deze gevallen zijn met name de oprichtersaansprakelijkheid, de volstortingsplicht, indien de aandeelhouder optreedt als feitelijke bestuurder van de vennootschap en bij de ontbinding van de vennootschap.

Zo de vennootschap zich binnen de drie jaar na oprichting in staat van faillissement bevindt, kunnen de oprichters van de vennootschap hoofdelijk gehouden worden tot betaling van de schulden voortvloeiend uit de verbintenissen aangegaan door de vennootschap. De rechter zal in dit geval voortgaan op het financieel plan dat de vennootschap indiende bij oprichting. Indien hij hieruit afleidt dat het aanvangsvermogen (of kapitaal in het geval van een nv) kennelijk ontoereikend was om de voorgenomen bedrijvigheid gedurende ten minste twee jaar na oprichting uit te voeren, zal hij tot oprichtersaansprakelijkheid beslissen. Schuldeisers van de vennootschap kunnen dan op basis van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek de oprichters aansprakelijk stellen onder de klassieke buitencontractuele aansprakelijkheidsformule: fout (ontoereikend aanvangsvermogen), schade (voortvloeiend uit het faillissement) en uiteraard een oorzakelijk verband tussen de twee.

Indien niet alle aandelen volledig en onvoorwaardelijk gestort zijn, zijn de oprichters van een bv hoofdelijk gehouden tot volstorting jegens iedere belanghebbende. De oprichters van een nv zijn dan weer onder meer hoofdelijk gehouden tot werkelijke storting van het minimumkapitaal van 61.500,00 EUR. Het bestuur heeft bovendien de plicht om de volstorting te vragen aan de aandeelhouders. In het geval dat de aandelen overgedragen worden, is het de gezamenlijke plicht van de overdrager en de overnemer om tot volstorting over te gaan. Uiteraard kan de overdrager, indien hij aangesproken wordt tot volstorting van de aandelen, hierna regres uitoefenen op de overnemer.

Een aandeelhouder die optreedt als feitelijk bestuurder in de vennootschap, eigent zich rechtstreeks of onrechtstreeks macht toe om de vennootschap te besturen. In voorkomend geval kan deze aandeelhouder bestuurdersaansprakelijkheid oplopen sinds de invoer van het nieuwe vennootschapsrecht. Hierin is immers sprake dat ieder die ‘werkelijke bestuursbevoegdheid’ heeft aansprakelijk is voor fouten begaan in de uitoefening van hun opdracht.

Conclusie

Afhankelijk van de vennootschapsvorm van de vennootschap waarin de aandelen aangehouden worden, dient de aandeelhouder te letten op een aantal andere zaken om ongewenste aansprakelijkheid te vermijden. Aandeelhouders met aandelen in een bv zijn het best afgeschermd van dergelijke ongewenste aansprakelijkheid, maar aandelen in een bv zijn uiteraard niet altijd even winstgevend of zelfs overdraagbaar.